zaterdag 25 april 2015

Susannah - Carlisle Floyd

Susannah is een opera in twee bedrijven van de Amerikaanse componist Carlisle Floyd, die zowel het libretto als de muziek schreef, terwijl hij lid was van de piano faculteit van de Florida State University. De première vond plaats in de Florida State University, Tallahassee, Florida, op 24 februari 1955.
De opera werd in 1956 bekroond met de New York Music Critics Circle Award voor Beste Nieuwe Opera en werd verkozen om de Amerikaanse muziek en cultuur te vertegenwoordigen op de Wereldtentoonstelling van 1958 te Brussel. In 1999 kreeg het stuk een nieuwe première in de Metropolitan Opera met Renée Fleming in de titelrol.
Susannah is een van de meest uitgevoerde Amerikaanse opera’s. Er wordt gesuggereerd dat de opera werd geïnspireerd door het McCarthysme, een periode van intense angst voor het communisme in Amerika in de vroege jaren 1950. De opera bevat ook heel wat feministische thema’s die op het moment dat de opera geschreven werd nog niet op grote schaal waren verkend in de populaire cultuur. Floyd zei dat deze opera, net als zijn andere opera’s overigens, bedoeld was anders dan een traditionele opera te zijn.
De muziek wordt grotendeels gekenmerkt door Appalachian folk melodieën. De componist maakte ook gebruik van protestantse gezangen en toch ook van traditionele klassieke muziek.

Synopsis
Susannah is losjes gebaseerd op het apocriefe verhaal van Susannah en de ouderlingen. In New Hope Valley, Tennessee, wordt Susannah – een mooie en goed gemanierde jonge vrouw van bescheiden afkomst – geconfronteerd met de vijandigheid van haar kerkgemeenschap.

EERSTE BEDRIJF
De opera begint met een squaredans georganiseerd door de kerk(gemeenschap); enkele vrouwen, jaloers op Susannah’s schoonheid en kwaad omwille van de aandacht die zij daardoor van hun echtgenoten krijgt, roddelen over het meisje. Mevrouw McLean, één van hen, zegt dat je niet veel kan verwachten van iemand die werd opgevoed door haar dronken broer. Dominee Olin Blitch, die pas is toegekomen om de congregatie te leiden, vraagt aan Susannah om te dansen, ondanks de roddels. Later op de avond vertelt Susannah Little Bat, een van haar bewonderaars en zoon van Mrs. McLean en een ouderling van de kerk, over de dans. Little Bat vertrekt plots als Susannah’s broer terugkeert van de jacht.

De volgende ochtend baadt Susannah in alle onschuld naakt in de kreek nabij haar woonst: zij wordt ontdekt door de ouderlingen die op zoek zijn naar een plaats om een doopsel uit te voeren. Zij maskeren hun lust met verontwaardiging en vertellen de gemeenschap over haar verdorvenheid. Als Susannah ‘s avonds verschijnt op een kerkdiner, wordt zij weggestuurd. Zij begrijpt het niet. Little Bat legt uit dat het over haar baden gaat en dat hij moest verklaren dat hij door haar verleid werd.

TWEEDE BEDRIJF
Haar broer Sam vertelt dat zij een publieke bekentenis moet afleggen om absolutie te krijgen. Susannah zegt dat zij niets op te biechten heeft, en gaat naar de dienst waar Blitch predikt. Als zij naar voren wordt geroepen, rent zij weg. Zodra de dienst voorbij is, gaat Blitch naar Susannah’s huis en biedt aan om voor haar ziel te bidden. Als hij merkt dat haar broer er niet is, verkracht hij haar.

Blitch ontdekt de volgende dag dat Susannah nog maagd was. Hij gaat naar haar toe om vergiffenis te vragen. Hij smeekt om genade, maar zij weigert hem te vergeven. Als Susannah haar broer vertelt wat er is gebeurd, dreigt hij ermee Blitch te vermoorden en vertrekt naar het doopfeest met een jachtgeweer. De gemeente is ervan overtuigd dat Susannah haar broer tot moord heeft aangezet, en wil haar uit de vallei verjagen. Little Bat heeft haar echter gewaarschuwd en als de meute toekomt, wacht zij hen op met een geweer. De menigte druipt af. Zij verbreekt alle banden met de gemeenschap en haar wereld.

PERSONAGES EN ROLVERDELING
Susannah Polk – Cheryl Studer
Olin Blitch – Samuel Ramey
Sam Polk – Jerry Hadley
Little Bat McLean – Ken Chester
Elder McLean – Michael Druiett
Elder Gleaton – Steven Cole
Elder Hayes – Stuart Kale
Elder Ott – David Pittsinger
Mrs McLean – Anne Howells
Mrs Gleaton – Della Jones
Mrs Hayes – Jean Glennon
Mrs Ott – Elizabeth Laurence
Choeur et Orchestre de l’Opéra de Lyon
Kent Nagano

OPNAME
Opname onder de supervisie van de componist.
Opname Radio France in coproductie met Opéra de Lyon 1993 en Bavaria Musik Studios 1994
Virgin Classics 1994

Peter Paul Rubens: Susanna en de ouderlingen (1609)


woensdag 15 april 2015

Zaira - Vincenzo Bellini

Zaira is een tragedia lirica, een tragische opera in twee bedrijven van Vincenzo Bellini, naar een libretto van Felice Romani die zich baseerde op Zaire, een tragedie van Voltaire uit 1732. Het verhaal speelt zich af ten tijde van de kruistochten. 

De opera ging in première in het Nuovo Teatro Ducale in Parma op 16 mei 1829.

Synopsis

EERSTE BEDRIJF
Het eerste bedrijf begint in de harem van Orosmane en we maken onmiddellijk kennis met Orosmane's lieveling, Zaira. Zij zijn zo verliefd op elkaar, dat Orosmane haar ten huwelijk heeft gevraagd. Zij heeft direct "ja" gezegd, ook al weet zij dat zij als christen is geboren in Europa. Zij draagt trouwens nog altijd het kleine gouden kruisje dat zij als kind kreeg. Maar Zaira is al lange tijd wees, en Orosmane gaf haar een goede thuis.

Toch is niet iedereen in het paleis gelukkig met het komende huwelijk. Een van de vooraanstaande officieren, Corasmino, is vastbesloten het te stoppen. En Fatima, eveneens een christenvrouw, gebiedt Zaira haar geloof niet te verzaken.
Intussen krijgt Orosmane bezoek van een delegatie Franse ridders, geleid door Nerestano. Ze geraken erover akkoord dat tien Fransen uit de gevangenis van de sultan zullen vrijgelaten worden. 
De verliefde Orosmane is echter in een uitermate gulle bui, en biedt aan er honderd vrij te laten in plaats van tien. Twee moeten slechts achter blijven, de al wat oudere Franse prins Lusignano en Zaira, zijn toekomstige bruid.


Na wat aandringen is Orosmane ook bereid Lusignano vrij te laten. In een emotionele scene wordt de oude leider verenigd met zijn manschappen. Hij ontmoet ook Zaira. Het blijkt een grote familiereünie: Nerestano blijkt de zoon van Lusignano en aan het gouden kruisje herkent Lusignano zijn sedert lang gemiste dochter. Nerestano en Zaira zijn dus broer en zus.

De trouwplannen van Zaira werpen echter een donkere schaduw over hun hereniging. Bovendien is Orosmane niet geneigd Zaira te laten gaan. Hij beveelt haar terug te keren naar de harem, in afwachting van hun huwelijk. Als zij afscheid neemt van haar vader en broer, haalt haar liefde voor haar familie de bovenhand, en verklaart zij niet te zullen huwen met de sultan.

Deze intrieste scene wordt door Corasmino, die van enige afstand toekijkt, totaal verkeerd geïnterpreteerd. Hij leidt uit de innige omhelzingen af dat Zaira en Nerestano verliefd op elkaar zijn en neemt zich voor met deze kennis een wig te drijven tussen Zaira en Orosmane.

TWEEDE BEDRIJF
Als het tweede bedrijf begint, heeft Zaira nog niet tegen Orosmane gezegd dat ze niet meer met hem wil trouwen, maar zij vraagt hem de ceremonie uit te stellen in de hoop tijd te winnen om tot een oplossing te komen.
Intussen is haar vader Lusignano ernstig ziek geworden, en hij sterft. De Sultan geeft toestemming aan de Fransen om hun oude leider een christelijke begrafenis te geven. Orosmane verzwijgt voor Zaira dat haar vader dood is. Hun huwelijk is immers daags nadien gepland.

Corasmino zoekt nog steeds een manier om het huwelijk te vermijden en Nerestano is vastbesloten zijn zus mee naar Frankrijk te nemen. Corasmino weet een bericht van Nerestano aan Zaira te onderscheppen. Daarin vraagt hij haar 's nachts in een afgelegen deel van de tuin af te spreken. Corasmino speelt het bericht door aan de Sultan, die er onmiddellijk van overtuigd is dat Zaira hem heeft verraden. Hij geeft Corasmino opdracht de boodschap af te leveren, zodat ze Zaira en Nerestano samen kunnen betrappen. En zo gebeurt.

Zaira heeft intussen de dood van haar vader vernomen. Overmand door verdriet is ze nog beslister het huwelijk te ontwijken. Ze zal naar Nerestano gaan en trachten te ontsnappen.

De Sultan en Corasmino hebben zich verborgen opgesteld in de tuin en wachten de komst van Zaira en Nerestano af. Zij zweert haar liefde voor Orosmane af en wil terugkeren naar huis, naar Frankrijk. Stil proberen de twee weg te gaan. Maar Orosmane heeft alles gehoord, en is overtuigd dat zij en Nerestano geliefden zijn. Hij springt tevoorschijn uit zijn schuilplaats en steekt Zaira neer. Stervend zegt zij haar broer vaarwel, en Orosmane beseft zijn vergissing. Daarop slaat hij de hand aan zichzelf. Einde.

Personages en rolverdeling
Zaira: Katia Ricciarelli
Orosmane: Simone Alaimo
Corasmino: Ramon Vargas
Nerestano: Alexandra Papadjakou
Fatima: Silvana Silbano
Meledor: Roberto de Candia
Lusignano: Luigi Roni
Castiglione: Giovanni Palmieri

Orchestra e Coro del Teatro Massimo "Bellini"
Paolo Olmi, dirigent

Live opname september 1990
Nuova Era Records/Brilliant classics

Bellini op ca. 30 jarige leeftijd

zaterdag 4 april 2015

Parsifal - Richard Wagner






Parsifal is de laatste opera van Richard Wagner, die er het libretto of, zoals hij het noemde, de Dichtung en de muziek voor schreef. Wagner noemde dit werk een Bühnenweihfestspiel, en bepaalde dat het uitsluitend in het Festspielhaus in Bayreuth mocht uitgevoerd worden. Het verhaal is min of meer gebaseerd op de roman in versvorm Parzival van Wolfram von Eschenbach (ca.1170 – 1220).

De première vond plaats op 26 juli 1882 in het Festspielhaus in Bayreuth, onder de directie van Hermann Levi, muzikaal directeur bij de Bayerische Staatsoper. Er waren zestien uitvoeringen in juli en augustus van dat jaar.
Voor de laatste uitvoering op 29 augustus, nam Richard Wagner zelf de dirigeerstok in handen om de overgangsscène en het tweede deel van het derde bedrijf zelf te dirigeren. Dit was de eerste en tegelijkertijd de laatste keer dat Wagner in Bayreuth dirigeerde. Na een stormachtig applaus bij het einde van de uitvoering bedankte Wagner met een korte dankbetuiging zijn publiek. Hij eindigde met de woorden ‘tot volgend jaar’, maar voor hem zou er geen volgend jaar meer zijn, hij stierf op 13 februari 1883.

Van Perceval naar Parsifal

Ver van de beschaafde wereld, in een bos in Wales, woont Perceval met zijn moeder. Die houdt haar zoon dom om te verhinderen dat hij ridder zou worden. Haar man en haar twee andere zoons hadden immers gekozen voor het ridderschap, en geen van hen heeft dat overleefd. Maar het lot laat zich niet dicteren. Op een dag ontmoet Perceval in het woud een groep ridders, en geïnspireerd door die ervaring besluit hij in hun voetspoor te treden en naar het hof van koning Arthur te trekken. Hij verlaat zijn moeder, die eerst probeert hem tegen te houden en, als dat niet lukt, drie adviezen meegeeft voor onderweg: hij moet alle vrouwen die hij op zijn weg ontmoet respecteren, hij moet omgaan met goede mannen en hij moet God blijven eren.
Zo begint Li contes del graal, het verhaal van de graal, een roman die Chrétien de Troyes ca. 1180 schreef in opdracht van Filips van den Elzas, graaf van Vlaanderen.


Perceval is een naïeveling zonder vorming, een boerenkinkel zeg maar. Hij begint zijn tocht naar het hof van koning Arthur zonder goed te beseffen wat hij in feite onderneemt. Onderweg begaat hij een reeks stommiteiten en lapt hij onwetend al de adviezen van zijn moeder aan zijn laars. Maar moedig is hij wel. De edele Gornemant leidt hem op in de wapenkunst en slaat hem tot ridder. Gornemant leert Perceval dat zwijgzaamheid een deugd is. Als hij langs de rivier een vissende koning ontmoet en vervolgens in diens burcht getuige is van een vreemde ceremonie waarin een bloedende lans en een door een jong meisje gedragen recipiënt, graal genoemd, centraal staan, stelt hij, Gornemants raad indachtig, geen vragen. Zonder iets wijzer te zijn geworden verlaat hij de graalburcht en begint aan een vijf jaar durende zwerftocht waarin hij ver van de beschaving afdwaalt, God en geloof vergeet, en zichzelf leert kennen.

Behalve van Perceval, geeft Chrétiens verhaal het relaas van de avonturen van nog een andere ridder. Gauvain (in het Nederlands Walewein) is de tegenpool van Perceval. Perceval is de dwaze kinkel die tot ridder wordt geslagen, Gauvain daarentegen is de gearriveerde ridder die in een onhoofse omgeving belandt. Maar net als Perceval, komt Gauvain tijdens zijn zwerftochten meer over zichzelf te weten. Hij belegert een kasteel om er zijn moeder en grootmoeder uit te bevrijden, maar bevrijdt ook zijn zuster, van wier bestaan hij tot dan niet op de hoogte was. In tegenstelling tot Perceval lukt het hem een "mysterieus kasteel" te veroveren, maar hij moet daar blijven, zodat de vreugde van overwinning kort is. 
Het verhaal focust vervolgens weer op Perceval, die een kluizenaar ontmoet die hem terugvoert tot het christelijk geloof, dat hij was gaan verwaarlozen. De kluizenaar vertelt hem ook het verhaal van de graal. Perceval beseft destijds een zware fout te hebben gemaakt door niets te vragen toen hij in de graalburcht was. Hij besluit zijn vergissing goed te maken en de graal weer te gaan zoeken. 

Chrétien pikt dan weer de draad op van Gauvains avonturen, met de belofte snel naar Perceval terug te keren. Maar hier stopt de roman. We blijven dus in het ongewisse over hoe het met Perceval en Gauvain afloopt. 

Frustrerend is dat. Zo dachten ook Chrétiens tijdgenoten erover, en diverse dichters gingen aan de slag om een vervolg te breien aan Li contes del graal. Wauchier de Denain, Gerbert de Montreuil en Manessier zorgden voor een Première, resp. Deuxième en Troisième Continuation. Er kwam een proloog, de Élucidation. In verschillende Europese talen zagen geheel nieuwe graalromans het levenslicht: een Welse Peredur, de Duitse Parzival van Wolfram von Eschenbach, een resem Franse romans – Perlesvaus, Didot Perceval, Mort Artu, de zogenaamde Vulgaatcyclus, enz. Er kwamen Engelse, Nederlandse, Scandinavische, Spaanse, Portugese, Italiaanse en zelfs Hebreeuwse romans waarin de graal en Arthur en zijn ridders in verschillende configuraties ten tonele worden gevoerd. In de 19de eeuw plaatste Lord Tennyson in zijn Idylls of the King het verhaal in een Victoriaans aandoende middeleeuwse context en Richard Wagner gaf zijn graalgeschiedenis Parsifal zowel christelijk-esoterische als boeddhistische toetsen. In de 20ste eeuw maakten de versie van Terence White (The Once and Future King), die vooral schatplichtig is aan de 15de-eeuwse Le Morte d’Arthur van Thomas Malory, en John Boormans film Excalibur, van het graalverhaal een meditatie over het menselijk tekort. Andere graalteksten en graalfilms plaatsen het verhaal in een occulte context (The Da Vinci Code, The Holy Blood and the Holy Grail, Indiana Jones and the Last Crusade...) of transponeren het naar het heden (The Fisher King). “La terre gaste”, het barre land van de Visserkoning, wordt bij T.S. Eliot The Waste Land, de moderne wereld met zijn uitzichtloosheid. In Monty Python and the Holy Grail is die moderne wereld vooral volstrekt absurd.


Bij Chrétien is de graal één of ander recipiënt: een schaal, een kelk – helemaal duidelijk is dat niet. Ook in de meeste vervolgen is dat zo, en vaak heeft de schaal vooral de kenmerken van de toverschalen en –ketels uit de Keltische mythologie. Dat heeft wetenschappers ertoe gebracht de graalgeschiedenis een Keltische oorsprong toe te dichten. Het graalverhaal zou dan mogelijk afgeleid zijn van een oud Keltisch ritueel, waarbij de koning symbolisch in het huwelijk trad met het land waarover hij heerste. Andere auteurs zien een zuiver christelijke origine. De graal is niet zomaar een kelk, maar wel die waarin Jozef van Arimatheia het bloed van de gekruisigde Jezus opving. Dat kostbare heilige reliek zou hij naar Engeland hebben gebracht, misschien wel naar Glastonbury. Stond de graalburcht op de Glastonbury Tor, in Somerset? Nogal wat Britse auteurs zullen dit volmondig beamen. Of is er een verband met het Heilig Bloed dat in Brugge wordt bewaard? Chrétiens opdrachtgever, Filips van den Elzas, was immers de zoon van Diederik, die als kruisvaarder naar Jeruzalem trok en het Brugse relikwie meebracht. Maar de graal is lang niet altijd een kelk. Voor Wolfram von Eschenbach is ze een edelsteen, afkomstig uit de kroon van de gevallen engel Lucifer. Wolframs verhaal situeert zich niet in een Britse omgeving, maar veeleer in een oosterse context, in het grensgebied van het geïslamiseerde middeleeuwse Spanje. Voor hedendaagse parahistorici als Michael Baigent, Henry Lincoln, Lawrence Gardner e tutti quanti, waaraan auteurs als Dan Brown schatplichtig zijn, is de graal niet zozeer het bloed dat Christus liet vloeien, maar de bloedlijn van Jezus van Nazareth. Bloedlijn, jawel, zoals in nageslacht. Dat zit zo. Jezus had een vrouw, Maria Magdalena, met wie hij kinderen had. Volgens sommigen stamden de Merovingische koningen af van Jezus en Magdalena. De graal is dan geen kelk of steen, maar de erfgenaam van de Franse kroon...

Niet alleen de graal zelf is belangrijk: het is vooral de zoektocht ernaar, de kweeste, waar het om gaat. De graalkweeste is een inwijding in het leven: doorheen een serie beproevingen, wordt de zoekende held gestript van alle illusies en valse schijn, en ontdekt hij de waarheid over zichzelf en over de wereld. Daarbij is het stellen van de juiste vragen op het juiste ogenblik essentieel, want dat veronderstelt inzicht en maturiteit. “Wie wordt er door de graal gevoed” is daarom een vraag die Pereceval slechts kan stellen nadat hij allerlei heeft doorgemaakt. Omwille van het initiatiekarakter van het verhaal, is wel geopperd dat de graalromans in feite geliterariseerde scenario’s zijn van een ridderwijding. Ze volgen in ieder geval het quasi universele patroon van de monomythe, die volgens Joseph Campbells The Hero with a Thousand Faces de ruggengraat vormt van ieder heldenverhaal. Maar je zou ook gewoon kunnen zeggen dat Li contes del graal en zijn epigonen Bildungsromans zijn, die de éducation sentimentale van een jonge man in de hoofse context van de christelijke Middeleeuwen in symbolische en gestileerde vorm beschrijven. 


Richard Wagner las de Parzival van Wolfram von Eschenbach toen hij in 1845 in Marienbad verbleef voor een kuur. Twaalf jaar later begon hij aan een eerste concept, naar eigen zeggen geïnspireerd door de lentezon op Goede Vrijdag in de mooie tuin van het huis dat hem in Zürich ter beschikking was gesteld door Otto Wesendonck. (In 1857 viel Goede Vrijdag op 10 april, terwijl de Wagners pas op 28 april in het huis introkken: helemaal kloppen doet het verhaal dus niet. Een kniesoor die daarom maalt, evenwel.)
In 1865 werkte Wagner even aan het project dat de Parsifal zou worden, maar hij liet het weer ongemoeid tot januari 1877, toen hij aan het libretto begon te schrijven. In april was de eerste versie van de tekst klaar en in augustus begon hij de grote muzikale lijnen van het eerste bedrijf te componeren. Hij werkte bedrijf na bedrijf af in 1877 tot 1879 en bleef nog aan de partituur sleutelen tot januari 1882. 
Op 26 juli 1882 ging het Bühnenweihfestspiel in première in Bayreuth, gedirigeerd door Hermann Levi.

Synopsis

Eerste bedrijf: bij het slot Monsalvat in de Spaanse Pyreneeën
Monsalvat is de burcht van de graalridders. Gurnemanz, een van de oudere graalridders, wekt twee jonge schildwachten die ingedommeld waren tijdens de wacht. Twee andere graalridders vervoegen het gezelschap en vertellen Gurnemanz dat koning Amfortas een slechte nacht heeft doorgemaakt; ze gaan naar het nabijgelegen meer om het bad van de koning voor te bereiden. Op dat moment stort Kundry zich op de scène met een geneeskrachtige balsem die ze in Arabië is gaan zoeken. Amfortas wordt opgevoerd en beschrijft zijn ondraaglijke pijnen. De verlossing lijkt echter nabij. Als de koning naar zijn bad wordt gebracht beginnen de jonge knapen Kundry te plagen. Gurnemanz verdedigt haar. 

Uit zijn mond krijgen we een stukje voorgeschiedenis. Hij vertelt het verhaal van Amfortas. Die werd verleid door een vrouw en liet daardoor de heilige speer uit zijn handen glippen. Tovenaar Klingsor zag zijn kans schoon de speer te grijpen en Amfortas een wonde in de zijde toe te brengen. Titurel, de vader van Amfortas, heeft de burcht gebouwd en de broederschap opgericht. Klingsor wou ook toetreden tot de broederschap maar werd geweigerd omdat hij wellustig was. Om kuis te worden heeft Klingsor zichzelf gecastreerd, maar Titurel vindt hem weerzinwekkend en weigert Klingsor opnieuw. Deze laatste zweert wraak te zullen nemen en vroeg of laat de speer en de graal te bemachtigen en de graalridders in het verderf te storten. De lange monoloog van Gurnemanz eindigt met de profetie die in de burcht op de muur verscheen dat Amfortas en de graalgemeenschap zullen gered worden door een ‘reine dwaas’. 

Bij het meer waar de koning zijn bad nam, is intussen opschudding ontstaan. Een jongeman heeft een zwaan doodgeschoten met zijn boog. Parsifal, de jongeman in kwestie, krijgt van Gurnemanz duchtig onder zijn voeten, waarna Parsifal, die zich bewust wordt van zijn zinloze daad, zijn boog in stukken breekt. Als Gurnemanz Parsifal probeert te ondervragen over zijn afkomst, kan die op geen enkele vraag antwoord geven. Hij weet niet eens zijn eigen naam. Die van zijn moeder kan hij wél geven: Herzeleide. Kundry kent de herkomst van Parsifal blijkbaar wel. Ze vertelt ook dat zijn moeder gestorven is. Een ontredderde Parsifal valt haar aan maar wordt door Gurnemanz tot de orde geroepen. 

Gurnemanz vermoedt dat Parsifal de reine dwaas zou kunnen zijn die de profetie voorspelde en besluit om hem mee te nemen naar de Graalburcht waar Amfortas de graal aan de verzamelde ridders zal tonen. Alle ridders en knapen zijn samen in de grote zaal van het kasteel. Titurel maant zijn zoon aan om de graal te tonen, maar Amfortas weigert en barst uit in een jammerklacht over zijn lijden. Uiteindelijk zegent hij toch de verzamelde ridders met de graal. Aan het einde van de plechtigheid stuurt Gurnemanz Parsifal weg omdat hij ervan overtuigd is dat die niets begrepen heeft van wat hij heeft gezien. Hemelse stemmen herhalen de profetie.

Tweede Bedrijf: in het toverslot van Klingsor 
Klingsor spreekt een bezwering uit om Kundry op te roepen. In het gesprek dat volgt tussen Kundry en Klingsor, vertelt Klingsor het verhaal van de verleiding van Amfortas door Kundry. Kundry krijgt nu de opdracht om Parsifal te verleiden. Hij is Klingsors gevaarlijkste vijand, omdat hij beschermd wordt door het schild van de onwetendheid, der Torheit Schild in de originele tekst. Kundry weigert aanvankelijk maar ze wordt door Klingsor gedwongen. Ze is in zijn macht omdat hij de enige man is die ze nooit kon verleiden, hij heeft immers zichzelf ontmand. Dan roept Klingsor zijn wachters op, allemaal gewezen graalridders die in zijn macht kwamen nadat ze verleid werden door Kundry of de bloemenmeisjes. 

De wachters zijn geen partij voor Parsifal en hij bereikt de tovertuin waar hij wordt opgewacht door de bloemenmeisjes. Het zijn bloemen die door Klingsor zijn omgetoverd in beeldschone, jonge verleidelijke vrouwen. De bloemenmeisjes proberen Parsifal te verleiden, maar dan beginnen ze te ruziën  over wie de mooiste is. Als Parsifal wil weggaan, verschijnt Kundry in de gedaante van een bovenaards mooie vrouw. Zij roept Parsifal bij zijn naam. De bloemenmeisjes verdwijnen en Parsifal blijft als betoverd staan. Kundry probeert zijn vertrouwen te winnen en vertelt hem het verhaal van de dood van zijn vader Gamuret en het verdriet van zijn moeder. Ze legt ook uit waarom Herzeleide zich met haar zoontje in het bos terugtrok om hem ver van alle wapengeweld op te voeden en ze vervolgt haar verhaal met het grote verdriet dat Parsifal zijn moeder heeft aangedaan door van haar weg te gaan. Dat verdriet leidde tot haar dood. 

Links Hermann Winkelmann als Parsifal,
rechts Amalie Friedrich-Materna als Kundry in 1882
Parsifal vervloekt zijn domheid en verwijt zich dat hij zijn moeder vergeten is. Kundry brengt hem de laatste groet van zijn moeder over: een innige kus. Hierdoor wijkt de dwaasheid of de onschuld. Meteen beseft Parsifal dat hij ook de klacht van Amfortas niet heeft begrepen. Meer nog, het was eigenlijk de heiland zelf die hem vroeg zijn heilig bloed te verlossen uit de zondige handen van Amfortas. Als Kundry blijft aandringen, beseft Parsifal dat zij het was die Amfortas verleidde. Hij stoot haar weg. Kundry vertelt dan aan Parsifal dat zij vervloekt is om eeuwig rond te zwerven omdat ze met de lijdende Christus gelachen had. Parsifal biedt haar verlossing van die vloek aan als ze hem naar de graalburcht brengt, maar Kundry vervloekt hem en schreeuwt dat hij nooit de weg zal vinden. Woedend loopt ze weg terwijl ze Klingsor om hulp roept. 

Klingsor verschijnt op de burchtmuur met de heilige speer en tracht Parsifal te treffen. De speer blijft echter boven Parsifals hoofd zweven. Parsifal grijpt vervolgens de speer en maakt er een kruisteken mee. Klingsor en zijn burcht worden daarop door de aarde opgeslokt. De tuin verdort.

Derde bedrijf: Monsalvat, enkele jaren later, in de lente
Het eerste tafereel speelt bij een hut aan een bron in het graalgebied waar Gurnemanz, heel erg verouderd, leeft als kluizenaar.  Hij hoort iemand kreunen en steunen in het struikgewas en ontdekt Kundry die zo goed als dood tussen de struiken bij de bron ligt. Op dat ogenblik komt een geharnaste ridder met een speer naderbij. Gurnemanz berispt de ridder: op Goede Vrijdag hoort hij geen wapens te dragen. Als de ridder zijn helm afneemt en de speer in de grond plant, herkent Gurnemanz Parsifal en de heilige speer. Parsifal herkent op zijn beurt Gurnemanz. Parsifal verhaalt dan van zijn omzwervingen en zijn zoektocht naar de graalburcht. Gurnemanz vertelt op zijn beurt hoe het riddergenootschap in verval geraakte omdat Amfortas, na het eerste bezoek van Parsifal, weigert de graaldienst te vervullen om zo zijn einde te bespoedigen. Titurel is inmiddels gestorven.

Metropolitan NY 2006
Parsifal is de wanhoop nabij omdat hij heeft gefaald, maar Gurnemanz troost hem en zegt dat hij diezelfde dag nog het ambt van Amfortas moet overnemen. Hij wordt aan de heilige bron gebracht en Kundry wast zijn voeten, zalft ze en droogt ze met haar lange haren. Ondertussen besprenkelt Gurnemanz zijn hoofd en zalft Parsifal tot koning. Zijn eerste taak als koning is het dopen van Kundry om ze van haar vloek te verlossen. Parsifal is verbaasd over de schoonheid en vredigheid van de natuur, waarop Gurnemanz hem uitlegt dat het Goede Vrijdag is, de dag waarop de natuur zich op zijn mooist tooit. Hierna wordt Parsifal door Gurnemanz en Kundry naar de graalburcht gebracht.

In de burchtzaal zijn de ridders verzameld rond de lijkbaar van Titurel en het ziekbed van Amfortas. Op een altaar voor Amfortas staat de bedekte graal. De ridders eisen dat Amfortas de graal onthult, maar die weigert de graaldienst te verrichten.  Op dat moment komt Parsifal binnen. Hij raakt met de punt van de speer de zijde van Amfortas aan om diens wonde te genezen. Daarop onthult Parsifal de graal. Gurnemanz en Amfortas knielen voor hem, terwijl Kundry, haar blik op de graal gericht, levenloos neervalt.

De affiche van 1882

Personages en rolverdeling

Parsifal: James King
Kundry: Gwyneth Jones
Gurnemanz: Franz Crass
Amfortas: Thomas Stewart
Klingsor: Donald Mc.Intyre
Titurel: Karl Ridderbusch
Graalridders: Hermin Esser en Bengt Rundgren
Knapen: Elisabeth Schwarzenberg, Sieglinde Wagner, Dieter Selmbeck en Heinz Zednik
Bloemenmeisjes: Hannelre Bode, Margarita Kyriaki, Inger Paustian, Dorothea Siebert, Wendy Fine en Sieglinde Wagner
De stem van een alt: Marga Höffgen



Koor en orkest van de Bayreuther Festspiele o.l.v. Pierre Boulez
opname 1971 - Deutsche Grammophon